AI is een tweesnijdend zwaard wat informatie-integriteit betreft: het kan gebruikt worden om realistische deepfakes en propaganda te genereren en massaal te verspreiden, en het kan gebruikt worden om op grote schaal factchecks uit te voeren en deepfakes te detecteren. Jammer genoeg wordt het genereren van deepfakes steeds makkelijker, en wordt het detecteren ervan steeds moeilijker.
Als feit van fictie onderscheiden vandaag al lastig is, zoals ik argumenteerde in mijn recente Doorbraak-opinie, dan wordt het binnenkort dus wellicht praktisch onmogelijk. Wat dankzij AI wél steeds makkelijker wordt, is het onderscheiden van inhoud die men ‘wenselijk’ vindt van ‘onwenselijke’ inhoud. Dat is een totalitaire valkuil van jewelste: de lokroep van censuur zal groter worden dan ooit. De focus op “systemische risico’s” in plaats van op “desinformatie” in de Digitale Dienstverleningsverordening (DSA), en ook de nieuwe Europese AI Act, zijn tekenen aan de wand. Maar er is meer.
Overtuigingskracht
Op 25 oktober 2023 schreef Sam Altman, CEO van OpenAI dat ChatGPT op de markt gooide, op X: “I expect AI to be capable of superhuman persuasion well before it is superhuman at general intelligence, which may lead to some very strange outcomes”. Een jaar later hebben we dit punt wellicht al bereikt. Het woordje ‘strange’ in deze X-post is het eufemisme van het jaar.
In een recent wetenschappelijk overzichtsartikel stellen we inderdaad vast dat AI-gebaseerde systemen vaak meer overtuigingskracht hebben dan mensen. Daarbij worden ze geholpen door hun grote domeinkennis, het aanwenden van debattechnieken, en het exploiteren van inzicht in uw persoonlijkheid die blijkt uit uw online voetafdruk, zoals uw activiteit op sociale media. Bovendien kunnen zo’n geautomatiseerde systemen onbeperkt geschaald worden. De interactie blijft ook niet beperkt tot één post, maar het kan gaan om een hele conversatie, of zelfs een intieme band die u hebt opgebouwd met een persoonlijk AI vriendje zoals MyAI in Snapchat. Die interacties zijn bovendien steeds vaker privé, in plaats van op het publieke forum. Dit zet de deur open voor hypergepersonaliseerde manipulatie op ongeziene schaal.
Niemand weet hoe hiermee om te gaan. Wat wel steeds duidelijker wordt, is dat wie enkel met een utopische wereld genoegen neemt, met een dystopische zal eindigen. De repressieve strijd tegen desinformatie valt niet te winnen zonder steeds meer censuur, en steeds minder privacy.
Hoe moet het dan verder? Kunnen de traditionele media hier een rol spelen?
Verdiend vertrouwen is de sleutel
In een niet zo ver verleden hadden traditionele media geprivilegieerde informatietoegang: ze hadden reporters ter plaatse, correspondenten in het buitenland, en onderzoeksjournalisten, met middelen die de gewone burger niet bezat. Vandaag worden ze afgetroefd door Bender en Annet op Youtube en op X. Wat is de status van de traditionele media dan nog? Hoe kunnen ze vandaag nog een meerwaarde bieden?
Het sleutelbegrip is verdiend vertrouwen. In een chaos van informatie zal de traditionele media een baken zijn, of niet zijn. En zoals het er nu voor staat, ziet het er niet goed uit.
Vertrouwen verdien je niet door steeds de objectieve waarheid te brengen. Dat is onmogelijk. Vertrouwen verdien je door onvermijdelijke fouten te erkennen en uitgebreid recht te zetten wanneer die aan het licht komen, en door transparant te zijn over ideologische uitgangspunten. En dat blijkt jammer genoeg onmogelijk te zijn zonder externe druk. Zo’n externe druk kan twee vormen aannemen: een deontologische toezichthouder, of wetgeving.
Een Pyrrusoverwinning met dank aan de Raad voor de Journalistiek
Zo’n deontologische toezichthouder bestaat, in de vorm van de Raad voor de Journalistiek. Dat zelfregulerend orgaan heeft als taak om toe te zien op de naleving van de Journalistieke Code. De Raad is echter verveld tot een belangengroep die journalisten en uitgevers door dik en dun verdedigt tegen klachten van misnoegde burgers, of zulke klachten zelfs onmogelijk maakt. Ze heeft bijvoorbeeld geen enkel mechanisme om Soenens terecht te wijzen over diens reportage waarin hij onterecht de indruk wekte dat Donald Trump een bloedbad had gewild als hij niet verkozen was geweest. Tenzij Trump in hoogsteigen persoon klacht indient. Ook toen De Morgen in alle stilte een totaal onderuitgehaald artikel over Gaza offline haalde, zonder enige erkenning of rechtzetting van de fouten, liet de Raad mij desgevraagd weten dat een klacht indienen onmogelijk was. Nochtans trad De Morgen hiermee de journalistieke code flagrant met de voeten. Waarvoor dient die code dan?
Zelf diende ik ooit een klacht in tegen De Morgen journalist Joël De Ceulaer, omdat die mijn goede naam probeerde te bekladden, onder meer door te beweren dat een invloedrijk wetenschappelijk overzichtsartikel door experts “vakkundig gesloopt” zou zijn (quod non). Dat artikel was verschenen in de Cochrane Library, de gouden standaard van de evidence-based medicine, en het staat bijna twee jaar na publicatie nog steeds als een huis overeind.
Op vraag van Joël De Ceulaer, en ondanks mijn uitdrukkelijk protest, week de Raad af van de klachtenprocedure door De Ceulaer en mezelf apart te verhoren, in plaats van samen conform de procedure. In haar verdict verwees ze naar nieuwe (en zeer betwistbare) argumenten die De Ceulaer in zijn hoorzitting had aangehaald, en waar ik dus niet op had kunnen repliceren. De Raad maakte zich ervan af door te oordelen dat De Ceulaers artikel slechts een opinie betrof (het werd nochtans als “Analyse” omschreven, niet als “Opinie”, en de toon was allerminst opiniërend), en dat de Raad zelf niet de nodige expertise had om na te gaan of dat Cochrane artikel nu wel of niet ondergraven was. De Ceulaer, wiens werk ik verder overigens best kan waarderen, kreeg over de hele lijn gelijk.
Het was een Pyrrusoverwinning voor de traditionele media: als de enige deontologische toezichthouder er niet in slaagt om uitwassen te erkennen en waar nodig te bestraffen, dan is verdiend vertrouwen in de traditionele media bij voorbaat uitgesloten.
Het Recht van Antwoord online is juridisch niemandsland
Bij gebrek aan doeltreffende zelfregulering en deontologische code, rest enkel nog de wet. Die is bijzonder summier, en dat is terecht: persvrijheid is een hoeksteen van de democratie. Maar bij privileges horen wel plichten en beperkingen.
Een belangrijk voorbeeld is de plicht op het verlenen van een Recht tot Antwoord. De wet die dit recht regelt in de geschreven pers dateert echter van 1961, lang voordat het internet bestond. Het internet, nochtans het belangrijkste publicatiekanaal van de hedendaagse media, is dus juridisch niemandsland in deze, zoals ik zelf mocht ondervinden.
Ik wilde een antwoord laten publiceren als reactie op het hogervermelde artikel van Joël De Ceulaer. Pas toen ik de steun kreeg van een advocaat lukte het. De Morgen publiceerde mijn antwoord echter enkel in de gedrukte krant, in het verkeerde katern, en enkel na weglating van de titel en de alinea-indeling waardoor het moeilijk vindbaar en bijzonder slecht leesbaar was geworden. Met steun van dezelfde advocaat liet ik het daar niet bij. Bijna een jaar later kregen we over de hele lijn gelijk: de rechter oordeelde dat de publicatie in print opnieuw moest gebeuren, deze keer correct, en dat mijn antwoord ook online moest gepubliceerd worden.
Die publicatie was natuurlijk vijgen na Pasen. Maar dat doet geen afbreuk aan de symbolische waarde, en de waarde als juridisch precedent. Traditionele media hebben nog steeds een enorme macht op het publieke forum. Als eventuele gedupeerden van (misbruik van) die macht zich niet kunnen verweren, met gelijke wapens en zonder aanzienlijke kosten of moeite, dan komt de legitimiteit van die macht fataal in het gedrang. Al lijkt deze uitspraak een nederlaag voor De Morgen, Joël De Ceulaer, en hoofdredacteur Remy Amkreutz, het is een kleine maar belangrijke overwinning voor de Vierde Macht, en de invulling die de traditionele media (waaronder De Morgen zelf) daaraan kunnen geven. Macht zonder verantwoordingsplicht en effectieve mogelijkheid tot tegenspraak leidt altijd tot misbruik, en gaat vroeg of laat altijd ten onder.
Traditionele media zijn niet klaar voor de toekomst
Het merendeel van de journalisten, en de traditionele media waarvoor ze werken, lijken ervan uit te gaan dat de zo belangrijke persvrijheid hen ook een onvoorwaardelijk recht op macht verleent. Recht op geld, recht op een platform, recht op lezers, recht op het bepalen van De Waarheid. En ze zien in de informatiechaos en AI een reden om die macht te vergroten, met meer geld voor ‘factchecking’, toegenomen protectionisme, grotere financiële afhankelijkheid, nog minder deontologie. Dat is een gevaarlijke misvatting die op termijn het einde van de traditionele media dreigt te betekenen. En dat op het moment dat kwalitatieve traditionele media nuttiger kunnen zijn dan ooit.
Minister van Media Cieltje Van Achter wacht dan ook een belangrijke taak: eindelijk het Recht tot Antwoord hervormen zodat er rechtszekerheid is, ook online, en ook voor burgers zonder financiële slagkracht. En de Raad voor de Journalistiek vervangen door een orgaan dat de journalistieke deontologie verdedigt, in plaats van de overtreders ervan. In het belang van de traditionele media zelf, en van de samenleving die ze horen te dienen.
Comments