In Nederland zegt men wel eens dat de Eerste Wereldoorlog de natie samen bracht. Is het een overdrijving te stellen dat in Vlaanderen het omgekeerde gebeurde? In elk geval, in een land van “minderheden” waarbij enkel de staat de cement moet vormen tussen gemeenschappen ontbreekt er veel dat in andere landen wel bestaat. Ook in Nederland kende men de zuilen met de staat als de behoeder die het pluralisme moest garanderen. Of onze Noorderburen daar effectief beter in geslaagd zijn, is een fascinerende vraag.
Civiele maatschappij
Ik poneer al langer dat in ons land het middenveld te veel aanleunt bij de staat. Naast een institutioneel middenveld dat van bovenaf functioneert moeten we ook een meer spontane civiele maatschappij koesteren. Een middenveld dat spontaan van beneden af verbanden legt als het ware. De pluraliteit van waarden vertaalde zich in veel periodes ook in meer variëteit in het medialandschap. Het kan in mijn ogen niet onderschat worden hoe ernstig de moderne mediaconcentratie wel is die aan die rijke variëteit knaagt. We zijn al lang voorbijgestoken door andere landen als een regio die aan de top scoort inzake lidmaatschap van vrijwilligersorganisaties en verenigingsleven. Zeker als we de afhankelijkheid van subsidies en andere overheidsgunsten in rekening brengen.
We spreken al lang over de kloof tussen de politieke elite en de bevolking maar er zijn nieuwe tendenzen die de spanningen nog doen oplopen. Fundamenteel is dat onze bevolking wel de hoogste belastingsdruk moet torsen maar op meer domeinen dan vroeger moet constateren dat de resultaten die we daarvoor terugkrijgen niet dezelfde toppositie vertonen.
Anti-overheidsdenkers
De waarden die maakten dat destijds de Belgische Grondwet als één van de meest vooruitstrevende genoemd werd, zijn al decennia aan erosie onderhevig. het inzicht dat vrijheid in een land met een grote overheid ook een gezonde graad van scepsis tegenover de macht van de overheid vereist, lijkt vaak zelfs verloren gegaan te zijn. We zien voorstaande opiniemakers zich uitspreken over landgenoten die dergelijke scepsis vertonen als “anti-overheidsdenkers” alsof ze automatisch als “wappie” of “staatsgevaarlijk” worden beschouwd. Het aantal politologen dat zich bij ons nog over de overheid als instituut durft uitspreken als een intrinsiek ‘gevaarlijk’ gegeven waar de burger zich tegen dient te beschermen, lijkt ondertussen op één hand te tellen. Hebben diegenen gelijk die stellen dat die houding in de Verenigde Staten wel diepe wortels kent maar bij ons hoogst oppervlakkig blijft? De staat lijkt voor velen echt een soort middelpunt van het universum geworden.
de Tocqueville
Persoonlijk verwijs ik in dit verband vaak naar de econoom Joseph Schumpeter die bijna een eeuw geleden voorspelde dat onze intellectuele elite zou vervreemden van de welvaartsbronnen. De alomtegenwoordige overheid kost niet alleen handenvol geld. Het is ook meer dan corrosief voor de gemeenschap. Steeds meer mensen worden daarbij zelf in de overheidssfeer getrokken. Steeds minder zijn bereid of in staat een kritische houding aan te nemen tegen de cultuur die daarbij ontstaat. Terecht kan gesteld worden dat Alexis de Tocqueville deze analyse voor een stuk nog een eeuw eerder maakte.
De verzorgingsstaat heeft verwachtingen ontketend die nooit helemaal ingevuld kunnen worden. Er wordt deels terecht kritiek geformuleerd op de moderne economie die draait op de postulering van onvervulbare behoeften eerder dan zuivere noden. Dit moet ook niet te eenzijdig geïnterpreteerd worden omdat schaarste ook wel ambities en creativiteit aanscherpt.
Afhankelijkheidscultuur
Risico’s verzekeren (1) lijkt dan wel aan de grondslag te liggen van grote takken van de sociale zekerheid (denk aan werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid) maar ondertussen is het dermate gecollectiviseerd dat er heel wat andere agenda’s in verwikkeld zijn. In plaats van emancipatie door de welvaartstaat zien we enorme afhankelijkheid en tegelijk verbrokkeling van sociale verbanden. Maatschappelijke omstandigheden lijken het opnemen van individuele verantwoordelijkheid steeds vaker te bemoeilijken.
Wat velen onderschatten is de mate dat dit ook samenhangt met een immense reguleringsdynamiek waaraan geen enkele sfeer van het menselijk leven nog lijkt te ontsnappen. Het paternalisme en de bijna onvermijdelijkheid dat de staat teleur zal stellen gegeven de onmogelijke verwachtingen brengt ons maatschappelijk meer en meer in problemen. Het minste wat er dient te gebeuren is een periodieke herijking waar de vraag gesteld wordt in welke mate een waarde als vrijheid niet volledig vertrappeld dreigt te worden. Weinigen voelen zich blijkbaar nog geroepen om dit te onderzoeken. Veel hedendaagse filosofen zoeken eerder naar legitimatie voor steeds verdergaande vrijheidsbeperkende kaders. De reactie op de pandemie maar ook het klimaatbeleid bevestigen dit in elk geval.
Als econoom kan ik in elk geval stellen dat veel onhoudbare stelsels op drijfzand zijn gebouwd. Het is onvermijdelijk dat die onhoudbaarheid de komende jaren zich ook zal manifesteren. Of het nu in de vorm van een begrotingscrisis is of een crisis van onze competiviteit in een wereld waar Europa het steeds moeilijker krijgt. In tijden van verkiezingen kan je het zo voorspellen dat de bewijzen van onbestuurbaarheid tot electorale schokken zullen leiden. De opvattingen van de oude Tocqueville rond autonomie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid zijn nog weinig bekend. Op één of andere wijze zullen ze echter herontdekt moeten worden.
Ivan Van de Cloot
(1) E. Schokkaert en F. Spinnewyn, Fundamenten van sociale zekerheid: solidariteit en verzekering, overheid en markten,
Comments